Nieuw-Zeeland: Noordereiland
Afscheid nemen van Australië was niet makkelijk, want dat land heeft een grote indruk op ons nagelaten. Maar aan alle mooie liedjes komt een eind... Gelukkig voor ons begint er dan een nieuw mooi liedje en zo staan we twee vluchten later al in Australië's kleine broertje, Nieuw-Zeeland. Nieuw-Zeeland bestaat uit twee grote eilanden, beiden gezegend met de mooiste troeven van Moeder Natuur. Het Noordereiland is als het ware één grote vulkaan en het Zuidereiland pronkt met zijn alpen, fjorden en gletsjers. De wateren rond beide eilanden zijn warm en dus een ideale plek voor walvissen, dolfijnen, zeehonden, pinguïns, enz. De reisgidsen zijn unaniem: geen enkel land zou een mooiere natuur te bieden hebben dan Nieuw-Zeeland... Bring it on, we say
!We starten op het Noordereiland in Auckland, de grootste stad van Nieuw-Zeeland en letterlijk gebouwd op en rond meer dan 50 vulkanen! De kegelvormige heuvels in de omgeving zijn restanten van ooit heel actieve vulkanen. We kuieren gezellig rond in de stad, laten ons verwennen door de plaatselijke barista’s, picknicken met sushi in het park en rollen rustig in het Kiwi-leventje dat we hier zo'n zes weken gaan hebben.
De volgende dag scheuren we weer de baan op in ons nieuwe busje. De Kiwi’s hebben de regels omtrent wildkamperen de laatste jaren erg verstrengd om hun onwaarschijnlijk mooie land te behoeden voor de negatieve kant van toerisme. Top volgens ons! Dit keer hebben we een self-contained campervan, waardoor wij wel mogen wildkamperen en dus op de mooiste plekjes kunnen overnachten. De meegeleverde port-a-loo (serieus, niet verzonnen!) hebben we echter nog niet gebruikt en dat gaan we proberen zo te houden .
Onze eerste stop is de Bay of Islands, een prachtige baai vol met, rarara ... eilanden! Het superblauwe water, de felgroene eilanden en de grillige rotsformaties in zee doen ons vaag aan de Whitsundays in Australië denken. We beginnen beiden te beseffen dat we wel eens in één van de mooiste landen op aarde beland kunnen zijn... We verlaten het Northland via het Waipoua Forest. Dat lijkt wel een betoverd bos met reusachtige kauribomen van meer dan duizend jaar oud... Ze doen de andere bomen tot twijgjes reduceren en zelf lijken we hier nog slechts wandelende takken!
De volgende dag rijden we naar een oostelijke uithoek, het Coromandel Peninsula. Aan het strand van Cathedral Cove staan supermooie uitgesleten rotsen in zee. Op Hot Water Beach maken we dan weer voor het eerst kennis met de vulkanische activiteit op Nieuw-Zeeland. Je kan er op bepaalde momenten namelijk zelf je eigen hot pool graven vlak voor de branding! Hot water Beach, die naam is letterlijk te nemen, want we verbranden ons wel een aantal keer bij het maken van ons warmwaterbad . Nadat ons water de juiste temperatuur heeft, genieten we in elk geval van een stomend bad met zicht op zee, definitely a beach 2.0!
Wanneer we weer landinwaarts rijden, verandert het uitzicht en maakt de zee plaats voor glooiende, felgroene heuvels vol wilde bloemen. Het landschap lijkt zo uit een film te komen, en we snappen volledig waarom Peter Jackson dit land koos voor zijn Lord of the Rings- en The Hobbit-trilogieën. The Shire, het hele hobbitdorp uit de films, is hier nog steeds te bezoeken, we kunnen het dus niet laten om eens bij Bilbo en Frodo binnen te piepen (yes, we hebben intussen ook de hele LOTR-trilogie opnieuw bekeken en yes, we know we totally sound like nerds ).
We laten de vredige Shire achter ons en rijden weer kustwaarts richting Whakatane. De grond onder onze voeten begint heter te worden, want vanaf nu begeven we ons in de Pacific Ring of Fire (Johnny Cash draait zich om in zijn graf), een vulkaanzone waar de Indo-Australische en Antarctische tektonische platen botsen. Dat zorgt voor enorm veel thermale activiteit (natuurlijke hotsprings, kokende modderpoelen en stomende felgekleurde waterbronnen) en een aantal actieve vulkanen waarbij het enkel aftellen is tot de volgende weer eens uitbarst. De meest actieve vulkaan van Nieuw-Zeeland is White Island. De stomende gigant ligt op amper anderhalf uur varen van het vasteland en onderweg worden we begeleid door een groep van wel honderd dolfijnen. Eenmaal we voet zetten op de vulkaan worden we, gewapend met een helm en gasmasker (de zwavelgeur is soms echt niet te houden), omvergeblazen door het absurde, fluogele maanlandschap. We moeten onze gids strikt volgen met elke stap die we zetten, want de ondergrond is zo onstabiel dat een kleine stap naast het 'pad' wel heel slecht kan aflopen. Vroeger werd er op dit eiland zwavel ontgonnen, maar een enorme uitbarsting vaagde de hele fabriek, arbeiders incluis, van de kaart. De stomende krater, moddergeisers en pruttelende waterbronnen bewijzen dat het slechts kwestie van tijd is vooraleer White Island nog eens van zich zal laten horen.
We volgen de geur van rotte eieren (zwavel ruikt écht zo) en komen aan in Rotorua. In die stad kun je niet naast de vulkanische activiteit kijken en ruiken. Wanneer we 's avonds in het stadsparkje gaan wandelen, wordt duidelijk hoe normaal het hier is om in zulke, voor ons althans, absurde omgeving te wonen: het water kookt zich letterlijk overal een weg naar de oppervlakte, zij het in een kleine plas, een hele vijver of in een stinkend modderbad. Rond alle gevaarlijke plekken is simpelweg een kleine, houten omheining gezet, zodat je niet per ongeluk in de verkeerde plas zou trappen .
De volgende dag bezoeken we Te Puia, een thermaal park, gelegen op de grond van de plaatselijke Maori-stam. We zien twee geisers (een spuit wel zo'n 20 meter hoog) en nog een heleboel andere rare verschijnselen. De Maori, de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland, laten ons ook hun haka zien, een oorlogsdans, uitgevoerd om mogelijke vijanden te imponeren. Het nationale rugbyteam van Nieuw-Zeeland, de All Blacks, doet dat trouwens nog steeds voor elke wedstrijd. In het rugby behoort Nieuw-Zeeland tot de wereldtop, daar heeft die haka zeker iets mee te maken . Dimi wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de haka. Volgens ons zijn de Chinese toeristen toch wel wat onder de indruk, gezien de tientallen foto's die ze maken . In de namiddag rijden we door naar Wai-O-Tapu, ook wel Thermal Wonderland genoemd. Toegegeven, de naam klinkt wat tacky, maar we begrijpen waarom er zo met superlatieven over deze plek gesproken wordt. De tientallen waterpoelen, van plassen tot hele meren, zijn tussen de 100 en 300 graden warm en hebben de meest absurde kleuren. Met open mond (en dichtgeknepen neus) staan we erbij en kijken we ernaar...
Niet ver van Rotorua is er nog meer vulkanisch avontuur te vinden in het Tongariro National Park. Hier staan drie actieve vulkanen, waaronder Mount Doom, juist, ook weer van the Lord of the Rings (neen, de Nieuw-Zeelanders refereren uiteraard niet aan de vulkaan als Mount Doom, maar gebruiken de iets minder te onthouden naam Mount Ngauruhoe). We doen hier de Tongariro Alpine Crossing, een wandeling van zo'n 20km rond, tussen en op de vulkanen. Er wordt geregeld gewaarschuwd om niet te lang te pauzeren in de gevarenzone, de vulkanen zijn wel degelijk nog actief, de laatste uitbarsting dateert slechts van 2012! De Alpine Crossing (in de winter inderdaad volledig besneeuwd) wordt gerekend tot een van de mooiste wandelroutes op aarde, en niets is minder waar. Het rotsachtige desolate landschap van de valleien is indrukwekkend. Na een stevige klim tot de top van Mount Tongariro zien we aan de andere kant prachtige smaragdgroene kratermeren en stomende heuveltoppen, voor we weer dalen en in een vredig, bucolisch landschap de laatste kilometers afleggen...
Onze wandeling verloopt echter niet helemaal zo vredig. Na ongeveer een uur wandelen komen we aan een kruising met een zijpad naar de top van Mount Doom, een extra drie uur afzien. Een pad, dat denken we althans, want na honderd meter verandert de zanderige weg in rotsen en rotspuin. Wandelen moet noodgedwongen verder op handen en voeten en we zijn op de duur meer aan het scramblen en zelfs klimmen om vooruit te geraken. We zwoegen en ploeteren naar boven, af en toe een steelse blik werpend op de vallei die al ver onder ons lijkt te liggen. De weg omhoog is steil, maar de weg naar beneden, langs welke kant je ook gaat, is dat ook. We starten voorzichtig, want het ligt er vol losse rotsen. Plots horen we boven ons iemand 'rooooock!' roepen. We kunnen niet naar links, niet naar rechts. Instinctief bukken we snel, hoofd tussen de handen. Ineens voelt Peggy de inslag van de rots op haar rug. De zware rots, zo groot als een voetbal doet haar naar adem happen, haar rugzak valt enkele meters lager. Er vallen nog meer stenen, maar gelukkig kunnen we ons intussen achter overhellende rotsen verschuilen. We blijven wachten tot de stenenregen stopt, en moeten dan met een bang hart verder naar beneden. Gelukkig valt de pijn mee en stap voor stap glijden we de steile helling af. Boven ons, het lijkt nu in de verte, horen we nog meer kreten die waarschuwen voor vallende rotsen, en tot tweemaal toe kan Dimi er een stoppen die recht op ons afkomt. We kussen de begane grond wanneer we eindelijk weer beneden staan... Dit was zo gevaarlijk, we kunnen niet geloven dat je dat zomaar zonder beveiliging kan doen (nadien horen we echter dat er wel geijverd wordt om het te verbieden, blijkbaar is dat door de wetgeving niet zo eenvoudig, dus wordt het enkel sterk afgeraden. Elke dag moeten er namelijk helikopters mensen van de berg halen, al dan niet gewond...).
Aan Lake Taupo vinden we de dag nadien soelaas voor onze stijve benen. Ook hier zijn er weer hotsprings en zo'n heetwaterbad doet goed! Een dagje relaxen in de zon, een bord verse oesters, en ook die rugpijn is alweer bijna vergeten ! De temperatuur blijft intussen alsmaar stijgen (ze maken hier een abnormaal warme zomer mee), dus gaan we ondergronds op zoek naar verkoeling. De weg leidt ons tot in de Waitomo-streek, bekend om zijn kilometerslange grottenstelsel. De al knappe en avontuurlijke grotten worden nóg spectaculairder gemaakt door hun vaste bewoner: de glow worm! Samen met Patrick en Anja, twee toffe Duitsers die we tijdens het wijnproeven in Australië hebben ontmoet, gaan we black water raften in de grotten. Zo'n 65 meter onder de grond volgen we al zwemmend, drijvend en springend een rivier, en dat allemaal onder een verbluffende sterrenhemel van duizenden gloeiwormen. 's Avonds, in het pikdonker, wandelen we in de buurt van de grotten rond en ook daar worden we betoverd door de duizenden groenblauwe lichtjes. We wanen ons als het ware in een romantisch sprookje (het verhaal achter het lichtje is weliswaar minder romantisch, want het zijn eigenlijk de uitwerpselen van de gloeiworm die licht geven om zo prooien aan te trekken). Dank u, Dimi, om de romantische sfeer even te verpesten .
We zetten koers naar de meest zuidelijk gelegen stad van het Noordereiland en tevens de hoofdstad van Nieuw-Zeeland, Wellington. Die stad is zonder twijfel één van de kleinste hoofdsteden ter wereld en is prachtig gelegen op een schiereiland, de zee lijkt de stad langs alle kanten te omringen. Het is net als Auckland een gezellige stad, met lekkere koffie en scones, en een aantal interessante museums. We sluiten ons verblijf op het Noordereiland af met onze kop (letterlijk) in de wolken op één van de heuvels rond de stad. In de verte lonkt het Zuidereiland al en dus boeken we snel onze ferrytickets.
Zo verlaten we het Noordereiland alweer, time flies when you're having fun... De prachtige natuur die we hier twee weken hebben ervaren is moeilijk in woorden te beschrijven (hoewel de overload aan tekst hierboven waarschijnlijk anders doet vermoeden ). Eén ding weten we al zeker: Nieuw-Zeeland is uniek!
Veel liefs,
Xxx
Peggy en Dimi
Down under deel 4: the Red Centre
The Red Centre. Eindeloze woestijn. Droogte. Allesverzengende zon. In de zomer zijn de gemiddelde temperaturen hier +40 graden. Elke Australiër die we al hebben gesproken, verklaart ons gek om in de zomer naar het hart van Australië te rijden. We houden het weerbericht in volle anticipatie al enkele weken in het oog en zien de temperaturen alleen maar stijgen. Wanneer we in het midden van Australië aankomen, staat er ons echter een onverwachte verrassing te wachten…
Eerst terug naar Adelaide. De bosbranden zijn hier nog steeds niet getemd wanneer we vertrekken. Vrijwel onmiddellijk buiten de stad verandert het landschap in een oneindige, absurd rode woestijn, begroeid met lage struikjes. De temperaturen zijn moordend en onze airco draait op volle toeren. Onderweg passeren we enkele zoutvlaktes (we hebben geproefd to make sure
) waar we ons met de camera kostelijk amuseren.
We overnachten in Coober Pedy, een oud mijnwerkersstadje dat nog steeds zijn faam haalt als ‘opal capital of the world!’. Behalve enkele mijnen en opaalsouvenirwinkeltjes lijkt het hier echter meer een spookstad… Geen kat op straat, behalve enkele ronddwalende Aboriginals op wie de zon geen vat lijkt te hebben. Je kan hier trouwens bijna overal ondergronds verblijven om aan de hitte te ontsnappen. Door het ruimtetuig van de film Pitch Black dat hier ligt te verkommeren, wanen we ons even Charlton Heston in the Planet of the Apes, alvorens we snel doorrijden van dit bevreemdende dorp.
We passeren onderweg nog enkele andere gehuchtjes, 30 inwoners hier, 50 daar, en nergens ontvangst of internet. Af en toe zien we aan de horizon stofwolken en een road train die in onze richting davert, een vrachtwagen van wel 50m lang. Verder is het enkel de zon, de weg en de dieporanje aarde die ons overal omsingelt. Geen plek om zonder benzine te vallen…
Na zo’n 1600km zien we in de verte eindelijk Uluru opduiken, ‘the rock’, bloedrood glanzend aan de horizon. Niet ver daarvan ligt Kata Tjuta, een minder bekende, maar minstens even indrukwekkende rotsformatie. Beide plekken zijn van enorm belang voor de Aboriginals. Volgens hun geloof zijn het heilige plaatsen, waar ze nog steeds bewijzen zien van verhalen over voorvaderen die de aarde mee hebben gecreëerd. Op sommige plekken mag je uit respect daarom zelfs geen foto’s maken, en tot op heden worden er nog steeds traditionele ceremonies uitgevoerd (ver van de ogen van nieuwsgierige toeristen uiteraard). We leren enkele prachtige verhalen en vinden effectief de tekenen ervan in de rotsen… Magisch.
Wat we hier over de geschiedenis van de Aboriginals leren kennen, of liever over de aankomst van de Europeanen, is dan weer zo schokkend… Stel je maar eens voor dat er plots iemand je van je land verdrijft en je als je geluk hebt als slaaf in dienst neemt! Gelukkig is die houding vandaag de dag anders, en zijn er stukken land teruggegeven aan hun oorspronkelijke bewoners, maar tot op heden is de levensstandaard van de gemiddelde Aboriginal nog steeds een pak lager dan die van de blanke buurman.
's Avonds rijden we per kameel de zonsondergang tegemoet. Wat een schattige beestjes eigenlijk! Als het kon, had Peggy thuis al een kameeltje
De volgende dag staan we om 5u op om met een slaapkop naar de zonsopgang te gaan kijken. Nadien doemen er donkere wolken op, en begint het te druppelen…Regenen…Gieten. De oranje rotsen worden bijna antraciet in de verte, en stilaan beginnen zich watervalletjes te vormen. We worden nat tot op onze onderbroek, maar mogen ons blijkbaar gelukkig prijzen, zo’n watervallen zijn hier zeer zeldzaam
.
In de regen rijden we door naar Kings Canyon, zo’n 300km naar het Noorden. Wanneer we daar aan onze slaapplek aankomen, horen we dat intussen door de regen alle wegen zijn afgezet, zelfs de autosnelweg is overstroomd. Het blijft gieten, de avond wordt nacht, en weer ochtend, het regent nog steeds. Noodgedwongen spenderen we de hele dag in ons busje (ok, dat klinkt erger dan het is, we genieten een hele dag van het betere prakwerk, dutjes, chips, chocola, onze wijn uit de Barossa Valley en een Mad Men-marathon – Don Draper, the man you hate to love). Wanneer we ’s avonds iets gaan drinken in the Thirsty Dingo Bar (we swear, not making this name up), de enige bereikbare bar, zien we plots… dorstige dingo’s! Eindelijk! Ok, ze zien er maar als een verwilderd huisdier uit, maar sinds Fraser Island wilden we er toch graag tegenkomen. Ze reageren hun agressie rustig af op een gevonden sleffer, wij zijn dus veilig
De dag erna lijkt de regen zich tot miezer in te tomen en zijn de wegen weer geopend. Om tot Kings Canyon te geraken, moeten we wel een aantal overstroomde plekjes doorwaden, maar het ruige, rode marslandschap is het helemaal waard.
Na Kings Canyon rijden we in een rechte lijn naar onze laatste stop, Alice Springs, of zoals de Australiërs alles afkorten: The Alice. Voor we daar aankomen zien we langs de weg nog ronddwalende emoe's, dingo's, wilde paarden en kamelen! Er zijn hier trouwens zoveel wilde kamelen dat ze die proberen te vangen en verkopen aan het Midden-Oosten!
The Alice, de meest centraal gelegen stad van Australië, is beslist geen concurrent voor Sydney of Melbourne, maar je vindt er wel prachtige Aboriginalkunst van lokale artiesten. De temperatuur is intussen weer ver boven de 30 graden gestegen en we genieten dan ook met plezier de laatste dagen van afkoelen in het zwembad .
En zo zit ons Australisch avontuur er op. Tropische regenwouden, eindeloze woestijnen, paradijselijke stranden, een magische onderwaterwereld, fantastische eilanden en bruisende wereldsteden,
Australia’s got it all! We hebben in totaal bijna 10.000km afgelegd, vooral in ons busje, maar ook te voet, al zwemmend, per boot, kajak, trein, bus, metro, tot zelfs per kameel! We zullen de
ontmoetingen met alle interessante mensen niet gauw vergeten, sommigen zien we zelfs later deze reis nog terug, maar het zijn vooral de ontmoetingen met alle wilde dieren die voor altijd in ons
geheugen gegrift staan. We hebben gevloekt op de hitte en gesmeekt om regen. We hebben gevloekt op de regen en gesmeekt om hitte. We hebben kennis gemaakt met de kracht van Moeder Natuur, van
bosbranden tot overstromingen op nauwelijks 3 dagen, van 19 graden naar 41 graden op nog geen 24 uur. Maar zelfs in de meest moordende temperaturen of in de hardste regen is dit een fantastisch
mooi land met de meest gastvrije en vriendelijke mensen die we ooit hebben ontmoet. We zijn hier zeker een deel van ons hart verloren!
En nu op naar het land dat zowat het verst van België moet liggen van alle landen, het land van de Hobbits en Orcs: New Zealand!
Tot binnekort!
Xxx
Peggy en Dimi
Wisten jullie dat:
- Uluru hoger is dan de Eiffeltoren?
- Het grootste gedeelte van Uluru (zo’n 2,5km) zich onder de grond bevindt?
- Kamelen een deel van hun urine kunnen ‘recycleren’ en daarom tot wel 50 dagen zonder water kunnen?
- Kamelen 10 tot 20 liter water per minuut kunnen drinken en wel tot 130 liter per drankstop?
- Benzine meer dan dubbel zo duur is in the centre dan aan de kust?
- We hier toch één keer geflitst zijn? Grmbl!!!
Down under deel 3: Sydney - Adelaide
Genoeg avontuur in de Blue Mountains, hoog tijd om door te rijden naar de eerste wereldstad tijdens onze reis: Sydney. Toegegeven, hier hebben we écht hard naar uitgekeken. We verblijven vier nachten in een duplex loftje in Newtown, een hipsterbuurt à la de Zurenborg, zo'n tien minuten buiten het centrum. We bezoeken uiteraard het iconische en wereldberoemde Opera House, de Harbour Bridge, de Art Gallery of New South Wales (waar er een tijdelijke Pop Art-tentoonstelling hangt, we zijn beiden wel fan van Warhol en co
), het Museum of Contemporary Art, de eindeloze shopping streets en malls en uiteraard famous en ever so crowded Bondi Beach, het strand waar de Australische surfcultuur ontstaan is.
Kerstavond vieren we in een Mod Oz fusion restaurant met zicht op het Opera House. De dag erna brengen we door op Bondi Beach, want traditioneel is dit de place to be op kerstdag. Het is hier
koppen lopen, en op bijna alle koppen staan kerstmutsen. Fantastisch om te zien, maar het blijft toch vreemd om Kerst te vieren in zwembroek en bikini. Het bekende Bondi Rescue-team heeft zijn
handen vol! Er zijn tijdens dat kerstfeest trouwens volop opnames voor dat programma bezig, dus wie weet is Dimi binnenkort wel te bewonderen op tv in zijn ontblote torso
Na Sydney rijden we via de spierwitte stranden van Jervis Bay door naar de hoofdstad Canberra. Volgens de Lonely Planet is ‘time spent here often spent better elsewhere’. We kunnen toch moeilijk
geloven dat een hoofdstad niet eens de moeite is om te passeren en moeten het met onze eigen ogen gezien hebben. Seeing is believing, en wat we vooral zien zijn lege straten, lege parkings, en dat
terwijl centrum Antwerpen is afgesloten wegens de massa kerstshoppers! Behalve het parlement staan hier vooral veel museums op een rij. Toen de verschillende Australische kolonies besloten om een
verenigde natie te vormen, moest er een hoofdstad worden gekozen. Gezien de enorme rivaliteit tussen Sydney en Melbourne werd de kerk letterlijk in het midden gehouden en werd er een locatie
gezocht tussen de beide steden in. Het gehucht Canberra werd omgevormd tot een kunstmatige hoofdstad, en kunstmatig is het vandaag nog steeds. Always trust the Lonely Planet guys (aan deze reclame
verdienen we trouwens massa’s poen
We trotseren met ons busje de kronkelwegen van de Snowy Mountains, in de winter het enige skigebied van Australië. In het minigehucht Dalgety zien we daar in het water eindelijk Ovide plonsen (voor
de niet-tekenfilmfans: een vogelbekdier, in het Engels a platypus, fan-tas-tisch woord
Een uurtje rijden van de natuur van Phillip Island en we staan de volgende ochtend al in het centrum van het bruisende Melbourne. Melbourne staat bekend om zijn street art, en in verschillende
steegjes vinden we inderdaad muren en gevels vol graffiti, très cool indeed. We ontdekken in een van de vele smalle straten ook de allerbeste hamburgers ter wereld en eten als lunch voor de rest
van ons verblijf niets anders meer dan 100% grasgevoerd biologisch geteeld real Aussie beef - eat your heart out, McDonalds!
Op onze eerste dag belanden we toevallig op een 'rooftop bar'. Na wat aanschuiven en de nodige Peggy-assertiviteit (but always polite
Voor New Year's Eve heeft Dimi als verrassing een suite geboekt in een historisch hotel in het centrum; het nieuwe jaar mag in stijl worden ingezet, toch?
We laten Melbourne achter ons en beginnen aan de Great Ocean Road. De volgens velen mooiste weg ter wereld werd na WOI aangelegd door ex-soldaten, om hun een job te bezorgen in eigen land om
opnieuw in de maatschappij te integreren. Halverwege gaat de weg een stuk landinwaarts en rijden we door een eucalyptuswoud. We zien plots een koala in een boom hangen (of liever, we zien een meute
slecht geparkeerde auto's en mensen die in de lucht wijzen en foto's maken). We parkeren ons busje dus mee half op de baan, halen onze camera boven en negeren de toeterende grumpy chauffeurs die
waarschijnlijk niet van koala's houden. We zien er nog een, en nog een! En twee samen, en eentje vlak bij de weg, en... We raken de tel kwijt, het hangt er gewoon vol!
Daarna keert de weg terug naar de zee en iets later komen we aan de beroemde Twelve Apostles. Het zijn er nooit echt 12 geweest. In de sixties kregen ze de naam the Apostles, en later werd de 12
eraan toegevoegd om de naam aantrekkelijker te maken voor toeristen. Hell, that Jezus knows his marketing
Via het binnenland en enkele hillbillydorpjes (we zijn er zeker van dat we de banjotonen van Deliverance op de achtergrond kunnen horen) rijden we in één trek door naar Adelaide. De Barossa Valley
in de Adelaide Hills staat bekend om zijn uitstekende wijnen en we zijn dan ook verlekkerd om enkele wijngaarden te gaan bezoeken. In een leuk internationaal gezelschap proeven we in totaal 27 (!)
verschillende wijnen en rijden we door een fantastisch landschap dat ons meer aan Toscane doet denken dan aan Zuid-Australië.
Door het extreem warme en droge weer zijn er ondertussen hevige bosbranden uitgebroken in de Adelaide Hills, de media spreken van de ergste branden in meer dan dertig jaar… Aan de horizon zien we
de grijze rookpluim van de ontembare bosbranden. We zitten er nog enkele kilometers van af, maar de verbrande geur hangt hier letterlijk in de lucht. Best absurd en scary... We eindigen onze dag
veilig en wel, doch redelijk tipsy en twee flessen wijn rijker. Daar gaan we binnen enkele dagen ongetwijfeld van genieten in de outback.
We slaan een extra voorraad water, benzine en eten in, want vanaf nu gaan we letterlijkin één rechte lijn naar the red centre...
Tot binnenkort!
Xxx Peggy en Dimi
Down under deel 2: Airlie Beach - the Blue Mountains
Down under deel 2: Airlie Beach – the Blue Mountains
We gaan verder waar we vorige keer geëindigd zijn: Airlie Beach. We spenderen de volgende twee dagen vooral in ons busje, want er zijn wel wat kilometers af te leggen tot onze volgende bestemming. Dimi vindt dat niet zo erg, want zijn bruine kleurtje is na de zeiltocht naar de Whitsundays veranderd in felrood. Het was duidelijk nog te vroeg voor de tanning oil die we op Tahiti kochten
Bij valavond stoppen we aan Mon Repos Beach. Op dat strand komen namelijk de sea turtles vanaf november/december aan land om hun eitjes te leggen. Wij mochten na zonsondergang mee met de rangers (no shit, weeral rangers) die research doen naar de schildpadden. We moeten niet eens lang wachten of we zien in het donker, met enkel het licht van de volle maan, al enkele turtles uit de golven ploeteren. Ze kiezen een plekje uit en beginnen een nest te graven in het zand. Terwijl ze hun eitjes leggen, zijn ze in een soort van trance en kunnen we er één tot op een meter naderen zonder haar te storen. Fan-tas-tisch om zo'n dier dat recht uit de prehistorie lijkt te komen in de ogen te kijken. Deze loggerhead turtle is zo'n 89cm lang van schild (zo'n 1,2m in totaal) en weegt zo’n 90kg. Het blijkt een 'zware' bevalling, mama turtle legt zo'n honderd eitjes, ter grootte van een pingpongbal. Haar nest ligt volgens de rangers te dicht bij de zee om veilig te zijn bij vloed, waardoor we mogen helpen bij de relocation van het nest en de eitjes! Gek om zo'n eitje vast te hebben, wetende dat van de duizend eitjes er maar één schildpadje uiteindelijk volwassen zal worden... Om pas na dertig jaar voor het eerst weer aan land te komen om zelf eitjes te leggen (enkel de vrouwtjes uiteraard, de mannetjes moeten enkel massaal bevruchten tijdens een schildpaddenorgie). We zitten zo'n vier uur in het donker op het strand en kunnen dit hele tafereel twee maal met open mond volgen... Wauw.
We rijden verder naar Hervey Bay, dé plek om naar Fraser Island te gaan, het grootste zandeiland ter wereld (zo’n 120 kilometer lang). Het eiland is enkel toegankelijk voor 4x4-voertuigen, aangezien alle ‘wegen’ uit los zand bestaan. We spenderen hier twee dagen en Fraser Island blijkt echt fantastisch te zijn. We cruisen tegen 80km/u op de ‘snelweg’, 75 mile beach genaamd (bij laagtij wordt dit stuk strand van 90 kilometer lang (!) één gigantisch lange zandsnelweg), we stoppen bij een roestig scheepswrak in de branding, we spotten vanop de kliffen verschillende zeeschildpadden, haaien en zelfs een mantarog en we springen geregeld in een meer, creek of rivier. Al het water op Fraser Island is zo zuiver dat je er gewoon van kunt drinken. Zwemmen in de zee mogen we dan weer vergeten, want voor de kust leven veel haaien, en vooral de nasty ones… Fraser Island staat ook bekend voor z’n dingo’s, wilde honden die redelijk gevaarlijk kunnen zijn voor mensen. Gaan joggen is bijvoorbeeld verboden op Fraser, omdat de kans dan groot is dat er een dingo in je kuiten komt bijten
Onderweg naar Brisbane stoppen we nog in Noosa, een gezellig resort-strandstadje, waar de Aussies zelf graag hun vakantie doorbrengen. Na wat strandliggen beslissen we om nog een wandeling in het National Park te doen en we zien op een bepaald moment vlak naast het wandelpad een python liggen. Voorzichtig passeren we ze (Peggy eerst
, Dimi is toch een echte gentleman) en de slang lijkt gelukkig niet echt geïnteresseerd in ons. We zien nadien nog een koala, maar ook die is niet in ons geïnteresseerd.
De volgende dag komen we aan in Brisbane, de op twee na grootste stad van Australië. Zoveel culturele hoogtepunten of bezienswaardigheden zijn er hier niet, het draait er vooral om opgaan in de gemoedelijke sfeer en relaxen in één van de vele koffiebars, cafés en restaurants. In Brisbane vinden we ook een kerstmarkt, maar die is toch niet te vergelijken met die van bij ons: glühwein is hier iced glühwein, jenever kennen ze niet, en de kraampjes hier verkopen vooral kleren, terwijl wij liever eetkraampjes hebben
We laten Brisbane achter ons en rijden door naar Byron Bay. Onderweg stoppen we nog in het plaatselijke Lloret, genaamd Surfer’s Paradise (ja, die stad noemt echt zo). Byron Bay is een echte surfstad met hippievibes. De gemoedelijke sfeer, het bangelijke weer en de gigantische golven maken er een superbestemming van. Je hoeft geen surfbord te hebben om je te amuseren in de zee (surfen is hier trouwens niet aan te raden voor amateurs
), dus wij houden het bij zwemmen en kajakken. Het is niet simpel om met de kajak door de branding te geraken en bij de eerste grote golf wordt Peggy meters ver weg gekatapulteerd (een mooie 9/10 bij het schoonduiken), maar eenmaal op open zee worden we beloond voor de moeite: een groep dolfijnen is aan het jagen op kwallen en ze schieten verschillende keren voor, achter en onder ons door. ’s Avonds zien we de lucht letterlijk verduisteren wanneer duizenden flying foxes (die gigantische vleermuizen) op hun beurt aan hun dagelijkse jachtpartij beginnen. We zouden graag langer blijven in Byron Bay, maar we hebben nog wel een stuk af te leggen, dus we moeten door…
Tussen Byron Bay en de Blue Mountains rijden we vooral veel. We maken een kleine omweg landinwaarts naar Nimbin, een legendarisch hippiestadje. Daar leven vandaag de dag nog steeds happy herb fans die in de jaren ’70 na een festival zijn blijven hangen. Los van de ongetwijfeld good vibes en weed, hebben ze daar in elk geval ook very good coffee
Eindelijk komen we aan in de Blue Mountains, in de achtertuin van Sydney, een dichtbegroeide canyon van zo’n 1000m diep. De eucalyptusbladeren bevatten veel olie en het verdampen van die olie zorgt voor een blauwe mist die bijna altijd in de canyon hangt. We merken dat het hier wat frisser is en slapen ’s nachts zelfs onder een deken, dat is al lang geleden hoor
! Maar om midden in de canyon te slapen, omgeven door enkel hoge kliffen, bos en watervallen, daar ruilen we graag wat graden voor in. In de Blue Mountains is het nog eens tijd om actief te zijn, dus wandelen we een flink stuk op, langs en in de canyon. De dag erna pakken we het wat avontuurlijker aan met zo mogelijk de coolste gids ooit, Jason Beachcroft (google hem aub, de eerste man ooit die in een kajak rond Australië en Tasmanië is gevaren. Hij heeft er zo’n 17 maanden over gedaan, en heeft onder andere haaien en een krokodil van zich afgevochten. Zijn lange, rosse baard getuigt van hoe lang hij zich niet heeft kunnen scheren. Als er dus mensen zijn die vinden dat Dimi zijn baard al lang is, think againTijd nu om naar de eerste wereldstad van onze reis te trekken: Sydney, waar we Kerst zullen vieren. Maar daarover volgende keer meer .
Alvast een prettige kerst aan iedereen!
xxx
Peggy en Dimi
Wisten jullie dat:
- We nu al zo’n 3500 kilometer gereden hebben en slechts 1 keer in de file hebben gestaan?
- Fietsers hier op de autostrade mogen fietsen?
- Dimi een waar gevecht heeft moeten aangaan met ’s werelds grootste mier? We merkten het beest van enkele centimeters (!) groot op in ons busje. Dit keer was het Dimi die een laffe kreet slaakte
- Dimi’s laffe kreet dus wel op zijn plaats was?
- We de Kerstman al gezien hebben en hij niet echt zin leek te hebben om naar het koude België af te zakken
?
Down under deel 1: Cairns – Airlie Beach
Tropische regenwouden, stranden, eilanden en The Great Barrier Reef
Hier zijn we dan, down under, letterlijk aan de andere kant van de wereld, in het land van de kangoeroes, de koala’s en de crocs (nee, niet de schoenen), het land van oneindige afstanden en van heel vriendelijke, behulpzame en relaxte mensen. Een land dat jaarlijks weer opnieuw de kracht van Moeder Natuur moet ondervinden, van extreme droogtes tot enorme overstromingen. Maar bovenal een supermooi land met schitterende natuurpracht zoals The Great Barrier Reef, The Whitsunday Islands en honderden andere National Parks. Welkom op deel 1 van onze reis door Australië
Dat het weer hier extreem kan zijn, merken we nog voor we de begane grond raken. Door een supercelstorm boven Brisbane moeten we omvliegen naar Sydney, zo’n 900 km zuidelijker, en wachten tot de luchthaven van Brisbane weer geopend wordt. Doordat we onze binnenlandse vlucht naar Cairns missen, moeten we noodgedwongen de nacht doorbrengen in Brisbane, maar… dat valt beter mee dan verwacht. Op kosten van Qantas spenderen we de nacht in een poepchique suite van een vijfsterrenhotel. Een dag later dan gepland komen we aan in Cairns, de stad met de makkelijkste toegang tot het Great Barrier Reef. We dachten trouwens dat het op Tahiti al heel warm was, maar hier doen ze er nog een schepje bovenop: temperaturen tot 35 graden en een vochtigheidsgraad van meer dan 90%, dat moeten we toch even gewoon worden. Cairns zelf vinden we niet zo’n aantrekkelijke stad, dus besluiten we nadat we onze campervan ophalen, om een stukje naar het noorden te rijden richting het tropische regenwoud in Daintree Rainforest National Park.
Het regenwoud in Daintree is oud, heel oud, zo’n 150 miljoen jaar om precies te zijn (dat is ouder dan de dinosaurussen
Vanaf nu gaat het enkel zuidwaarts en hebben we wel wat kilometers te verzetten. We rijden richting Townsville, zo’n 450 kilometer lager, want daar hebben we onze afspraak met het Great Barrier Reef. We stappen met zo’n 20 mensen op een boot, klaar voor een tocht van zo’n twee en half uur, maar daardoor komen we wel aan een maagdelijk en onaangetast stuk rif. Dimi heeft trouwens de De Ridder-zeeziekte geërfd en het laatste deel slaagt hij wat groen uit (beter dan wit, toch?
). Aangezien onze laatste duik zo’n anderhalf jaar geleden was, zijn we wel wat nerveus, maar de immer relaxte Aussie duikinstructeur stelt ons gerust: No worries, we moeten gewoon duiken! We zijn slechts met 3 duikers en de instructeur, de andere watjes kiezen om te snorkelen . Het is moeilijk om in woorden te beschrijven hoe cool en mooi het is om op deze plek te duiken. Je ziet het dikwijls in documentaires, maar om er nu zelf te zweven, is echt onwerkelijk. We doen 2 duiken van telkens 50 minuten en zien alle kleuren en vormen van koraal, haaien, Nemo en nog honderden andere vissen. We duiken langs hoge muren en door diepe kloven van koraal en lijken even op een andere planeet te zitten. We hebben zó afgezien om in koud, donker water in België te leren duiken en ons PADI duikbrevet te halen, maar deze dag maakt het allemaal waard. Dit vergeten we nooit meer!
Vanuit Townsville gaan we ook naar Magnetic Island, een klein eilandje voor de kust waar de grootste kolonie koala’s in het wild leeft van heel Australië. Na een overzet met een tergend trage ferry (zwemmend hadden we er misschien zelfs sneller geweest!) komen we – eindelijk – aan. Om er zeker van te zijn dat we toch één koala zien, is onze eerste stop een tour in een wildlife sanctuary. Van de lokale ranger (schitterend woord, en er zijn hier echt overal en voor alles rangers) krijgen we uitleg over een heel aantal dieren en… mogen we ze ook vasthouden. Een beetje toeristisch wel, maar toch ook wel magisch om een koala te knuffelen (lees: stilstaan als een boom, want als je beweegt, zet die schattige koala zijn scherpe klauwen in je vel
De volgende stop is Airlie Beach, een echte backpackers partytown. When in Rome besluiten we de partystad in te trekken, al blijkt dat eerder een straat te zijn. We kiezen voor een bar waar een live bandje optreedt. Na het optreden worden er nog free cheeseburgers rondgegooid en wordt alles klaargezet voor het volgende ‘optreden’, een paddenrace! Per opbod worden er padden geveild, die nadien om ter snelst weg moeten springen. De winnaar krijgt de volle pot. Sommige kerels zijn duidelijk pretty drunk, want de laatste pad wordt voor 200 dollar verloot. Precies een avond uit onze studententijd
We reizen vanaf nu verder richting Brisbane, waar we volgend weekend willen aankomen, maar onderweg hebben we nog een aantal veelbelovende stops gepland. No worries mates, we houden jullie op de hoogte!
Veel liefs,
P & D
xxx
Wisten jullie dat?
- de Aussies verzot zijn op BBQ? Je vindt werkelijk óveral publieke BBQ’s, en ze zijn allemaal heel proper onderhouden.
- het van november tot maart stinger season is langs de oostkust? Dat betekent dat de levensgevaarlijke Box Jellyfish (grote kwal met tentakels van 3 meter) voor de kust zwemt en je een stinger suit moet dragen om je te beschermen wanneer je in de zee gaat.
- elke stad wel een mooi aangelegd lagunezwembad heeft? Gratis en super gezellig. Dan moet je niet tussen de dodelijke kwallen en krokodillen gaan zwemmen in zee
- we op onze weg al heel veel verkeersborden zijn tegengekomen die waarschuwen voor overstromingen?
- er op diezelfde wegen tegelijkertijd ook waarschuwingsborden staan voor bosbranden? Als je spreekt van de grillen van Moeder Natuur…
- we al heel veel kangoeroes hebben gezien? Helaas zijn het bijna allemaal dode kangoeroes langs de snelweg… ’s Nachts zitten ze met hopen te grazen net naast de baan. Er is geen straatverlichting, dus roadkills zijn hier schering en inslag.
- er hier vleermuizen (euh, vleerhonden) ter grootte van een chihuahua, met een spanwijdte van een meter, gewoon in de bomen op straat hangen?
Ia ora na from paradise
Volgende stop tijdens onze reis is Frans-Polynesië. We laten Zuid-Amerika al achter ons en beginnen aan het hoofdstuk Oceanië. We gaan alweer 5 uur terug in de tijd en lopen nu al 11 uur achter op jullie. De hoofdstad van Tahiti is Pape’ete, maar dat stelt blijkbaar niet zoveel voor en er zouden veel mooiere plekken in de buurt zijn, dus zo komen we terecht op Mo’orea, een prachtig eiland dat makkelijk met de ferry vanuit Pape’ete te bereiken is. Felgroene, steile bergen, een lagune (atol) rondom het hele eiland en een onderwaterwereld zoals je ze maar zelden elders ter wereld vindt, Mo’orea blijkt een waar paradijs te zijn, en we vertrekken zelfs een beetje sip naar Australië…
Onze vlucht vanuit Rapa Nui landt pas om 0.15u plaatselijke tijd in Pape’ete, dus we boeken op voorhand alvast een hostel om de nacht door te brengen. Na een (veel te dure) taxirit van de luchthaven naar centrum Pape’ete komen we daar uitgeteld aan. We vallen meteen in slaap en slapen als een roos…tot 5.00 ’s ochtends! Onze natuurlijke klok staat duidelijk nog op Rapa Nui-tijd... We nemen die dag de ferry naar Mo’orea, slechts een half uurtje varen. Hoe dichter we komen, hoe onwerkelijker het wordt. De eerste aanblik van het groene eiland met steile bergen zorgt voor Jurassic Parc-vibes bij ons beiden. Het lijkt wel alsof de T-rex elk moment uit de bush kan komen gestormd
Hier geen mountainbikes, maar een scooter om het eiland onveilig mee te maken. Het regenseizoen staat hier voor de deur, maar is nog niet doorgebroken, dus we hebben nog zalig weer. Af en toe maken we wel kennis met de (heel) lokale regenbuien, die zijn hier wel wat anders dan we in België gewend zijn: een half uur onvoorstelbaar harde regen zoals een douche, en nadien klaart alles weer open. De dichtbegroeide bergen en het heel vruchtbare land moeten natuurlijk ergens van komen! Bijna iedere local heeft dan ook fruitbomen in zijn tuin staan (mango, ananas, kokosnoot, banaan, papaya, …). Ze verkopen de vruchten gewoon voor de deur op straat.
Het eiland zelf is gevormd door een gigantische vulkaanuitbarsting en de steile bergen vormen de rand van een gigantische krater. Dat zorgt voor een fantastisch uitzicht, waar we maar niet genoeg van krijgen. We doen hier twee trekkings, één die wat rustiger is en waarbij we we veel dingen te weten komen over de jungle en de geschiedenis van de Polynesiërs en één die veel avontuurlijker is dan verwacht: het al smalle en overwoekerde ‘pad’ houdt plots op en we moeten ons een weg zien te banen door de dichte begroeiing. Een kletterende regenbui zorgt er dan nog eens voor dat de ondergrond extra glad wordt. Resultaat: kletsnat, vol modder, benen vol schrammen, maar (gelukkig) een fantastisch uitzicht.
We rijdenhet eiland helemaal rond en verkennen de twee mooie baaien: Opunohu Bay en Cook’s Bay, genoemd naar James Cook, de bekende ontdekkingsreiziger, die hier ook aan wal heeft gelegen (alvorens hij de kop werd ingeslagen in Hawaii).
We krijgen ook de kans om een keer te gaan ontbijten met de locals. De plaatselijke gemeenschap organiseert een ontbijt waar zo’n 100 locals… en twee toeristen samen aan tafel gaan.
. We worden echter met open armen en verse bloemenkransen ontvangen (de vrouwen op Mo’orea dragen bijna allemaal verse bloemen in het haar of in een krans rond de nek en die bloemen groeien hier ook echt overal). Aangezien de zon heel vroeg opkomt, begint de dag hier ook heel vroeg, en zo zitten we om 6.15u dan ook al aan de ontbijttafel. Op het menu staat rauwe tonijn in kokosschilfers (een soort van ceviche), gefrituurde vis, pannenkoeken, een soort van donuts, fishcakes, omelet, vers brood, fruitsla, koffie met kokosmelk en fruitsap. Niet slecht om de dag mee te beginnen .Tot zover de bovenwaterwereld… We kochten ons hier beiden een duikbril en snorkel en spendeerden bijna de helft van onze tijd in en onder water. Je kunt hier op Mo’orea eender waar de lagune induiken, en je krijgt gegarandeerd een spektakel te zien. De eerste keer dat we gingen snorkelen, zwom er al meteen een pijlstaartrog onder ons. Ook de prachtige koralen en kleurrijke vissen waren knap om te zien.
De dag erna voeren we naar een klein eilandje voor de kust (motu), waar er veel pijlstaartroggen en haaien leven. Dat was een onvergetelijke ervaring, het was telkens weer even kicken wanneer zo’n beest vlak naast, onder of op de duur zelfs tegen ons kwam zwemmen. We zagen die dag ook twee murenes, verstopt tussen het koraal. Wanneer we dichterbij kwamen (nooit opzettelijk, maar altijd door ons geklungel
), leken ze daar niet van gediend te zijn en joegen ze ons snel weer weg met hun gemene koppen. De lagune wemelt hier van de haaien (black tip rifhaaien en citroenhaaien) en net erbuiten zitten de grotere haaien (tijgerhaaien), dolfijnen en walvissen. Die laatsten hebben we trouwens net gemist, want ze zijn vorige week begonnen aan hun migratie naar Antarctica…
We zijn nog een tweede keer dieper de lagune ingetrokken, ditmaal met een boottocht, en ook daar stopten we op een plek waar er tientallen haaien en roggen rondzwommen (ongetwijfeld komen ze ook wel naar de boot omdat ze weten dan mensen hen vaak wel een lekker, reeds gefileerd visje toewerpen). De foto’s zeggen waarschijnlijk meer dan we in woorden kunnen beschrijven
.
Verder vulden we onze dagen hier met luieren op het strand, lekker eten en uiteraard ook cocktails drinken op het strand of in één van de chique resorts
. Haere maru zoals de locals zeggen: Taking it slow.
Morgen verkennen we nog één dag Papeete alvorens te vertrekken naar onze volgende bestemming…
Nana and see you in Australia!
Xxx Peggy en Dimi
Wisten jullie dat:
- De zon hier opkomt om 5u en weer ondergaat om 18u? Om 18.3Ou is het al pikdonker.
- Mo’orea stilaan wegzakt tot uiteindelijk enkel nog de kraterrand boven water zal uitsteken? Dat zal wel nog zo’n 10 miljoen jaar duren.
- Dat er wel nog Polynesisch (reo Maohi) gesproken wordt, maar dat de locals toch voornamelijk Frans spreken, ook onder elkaar?
- We heel blij waren dat Peggy quasi tweetalig is, want Dimi’s Frans is français avec des cheveux sur
- Alles in Frans-Polynesië heel duur is? Enkel verse tonijn is hier belachelijk goedkoop, vergeleken met België. Een kilo kostte ons nog geen 9€…
- Het hier aan te raden is om trekkings enkel met een gids te doen en we wijselijk een gids boekten de eerste keer?
- We tijdens die trekking leerden dat er geen giftige of dodelijke planten en/of dieren leven op Mo’orea, buiten giftige paddenstoelen?
- We daarom besloten om een tweede trekking te doen, enkel in het gezelschap van een (veel te hevige) Franse kerel die ook op ons domein verbleef?
- We die Fransman ervan verdachten om toch van die paddenstoelen te hebben gegeten (té hevig gewoon)
- Mo’orea (en Tahiti) bekendstaan om hun parels en Monoi-olie (kokosolie geparfumeerd met een typische witte bloem van hier die supergoed ruikt)?
- Tankstations hier niet 24/7 open zijn en we op zondagavond met een heel bang hartje en een meter in het rood net tot aan de bungalow zijn geraakt?
Rapa Nui
Na een tocht van zo’n 38 uur, zetten we eindelijk voet op Rapa Nui, aka Paaseiland. Het sprak al jaren tot onze verbeelding, maar door de geïsoleerde ligging (zoek het maar eens op een wereldkaart) dachten we nooit tot hier te kunnen geraken. Maar met onze Round-the-World-tickets leek dit eiland plots dichterbij te zijn dan ooit… We moesten dus geen twee keer nadenken en besloten om onze reis officieel van start te laten gaan op Rapa Nui, een plek waarvan het meest dichtstbijzijnde vasteland zo’n 3.800 km verwijderd ligt, een plek waar grote, mysterieuze Moai (de iconische beelden waarvoor Rapa Nui bekendstaat) overal opduiken en alles in het oog lijken te houden, een plek waar de buitenwereld eigenlijk maar heel weinig over weet…
Op de luchthaven werden we opgewacht met verse bloemenkransen door Nicole en haar man, die samen 2 cabañas, een soort van bungalows, verhuren. Doordat alles van het vasteland van Chili moet worden geïmporteerd, is het leven hier duur. De prijzen in de super-, euh, minimarkets zijn hoger dan bij ons en ook uit eten gaan is een stuk duurder.
We hebben beiden geen last van een jetlag en zitten vrij snel in het ritme van Rapa Nui. Onze cabaña is gelegen in het centrum van Hanga Roa, de enige ‘stad’ op het eiland, maar heeft toch een heerlijke tropische tuin, met verse bananen- en papayabomen. We hoeven ze maar te plukken! In onze tuin is ook een hangmat, waar we van het heerlijke weer kunnen genieten. Heel leuk ook dat we ons Spaans hier constant kunnen gebruiken met de locals.
Ons tuintje:
We gaan jullie niet overstelpen met alles wat we geleerd hebben over het eiland, want dan zou het hier wat lang worden, maar we kunnen wel zeggen dat de geschiedenis en het heden van Rapa Nui ontzettend interessant zijn. Het eiland heeft het niet makkelijk gehad de laatste honderden jaren, maar het lijkt zich momenteel wel te herstellen. Alles is verbonden met mekaar: de geschiedenis en tradities leven voort in het dagelijkse leven van de originele eilandbewoners, de Rapanui.
Het eiland zelf is niet groot, wat het enkel maar moeilijker maakt om te vatten hoe zulke grote en interessante cultuur zich op zo’n klein stipje in de oceaan, in the middle of nowhere, heeft kunnen ontwikkelen. Er zijn wel grote overeenkomsten met de Polynesische cultuur van Tahiti en Nieuw Zeeland. Het eiland is erg ruig en de kustlijn bestaat vooral uit kliffen, waartegen hoge golven onophoudelijk stukslaan. We hebben alles zelf uitgestippeld en ons hier verplaatst met de mountainbike. Gemiddeld fietsten we zo’n 50 kilometer per dag, wat gezien de vele heuvels en extreme wind zeker voor het nodige gevloek
Maar het was het helemaal waard, want de dingen die we gezien hebben, waren ongelooflijk mooi en indrukwekkend.
We gaan bijvoorbeeld Tahai nooit vergeten, want dat waren de eerste Moai die we zagen, en die zorgden toch voor kippenvel bij ons beiden. Ze waren zo knap dat we er ’s avonds terug naartoe gejogd zijn om er de zonsondergang te kunnen zien. Alle Moai zijn trouwens gericht op de dorpen waarbij ze behoorden, want de functie van de beelden was om het dorp te beschermen van vijandige stammen. Daarnaast heeft ook de uitgestorven vulkaan Ranu Kau onze ogen doen openvallen, met zijn krater van 1 kilometer diameter. Ook Rano Raraku, de plek op de flank van een vulkaan waar de Moai gemaakt werden, was behoorlijk imponerend. Er liggen zo’n 400 Moai, afgewerkte en onafgewerkte, daar liggend alsof ze van de ene dag op de andere dag ‘verlaten’ werden door hun makers. Wat er precies gebeurde is nog steeds niet geweten… Ahu Tongariki is nog zo’n platform met Moai dat onwaarschijnlijk knap is. Daar staan zo’n 15 jongens op, de grootste ongeveer 10 meter hoog, en dat met op de achtergrond steile kliffen en een woeste zee! Ook de 2 zandstranden, Anakena en Ovahe, waren de moeite. Anakena is het meest bekende en idyllische, met palmbomen omringd en 6 Moai die de wacht schijnen te houden. Ovahe, het strand waar de locals naartoe gaan, ligt verborgen en is erg moeilijk bereikbaar. We moesten een stuk offroad fietsen en nog over enkele rotsen klimmen om er te geraken, maar als beloning hadden we het strand voor ons alleen, heerlijk! Ook memorabel was het moment toen we terug in de stad met onze voeten in de branding stonden en er opeens een zeeschildpad verscheen. Bleek dat die rakkers er geregeld van het zeewier komen eten. Een aardige local leende ons zijn snorkel en zo hebben we ook met deze gracieuze dieren kunnen zwemmen en ze zelfs kunnen aanraken, een topervaring! Verder hebben we ook echt genoten van het mountainbiken langs de kustweg, van de heerlijke lokale keuken (we kunnen de ceviche van tonijn aanraden
), van de traditionele Rapanui dansshow en van de verblindende sterrenhemel. We hebben ons hier niet verveeld en Rapa Nui heeft indruk gemaakt op ons. Zij die overwegen om ooit tot hier te komen, zeker doen! Hieronder alvast enkele foto's, maar jullie vinden er meer in de fotosectie.Zonsondergang bij Ahu Tahai:
De vulkaankrater Ranu Kau:
De plek waar de Moai gemaakt werden: Rano Raraku
Ahu Tongariki:
Anakeha Beach:
Ovahe Beach:
Cocktail- and Ceviche time:
Ahu A’Kivi:
Traditionele Rapa Nui dansshow:
A close encounter
Tijdens dit schrijven genieten we op een terrasje van een vers passievruchtensapje. Het leven kan soms zwaar zijn… Stilaan beginnen we de Lonely Planet van Tahiti te lezen want morgenavond vliegen
we door naar Papeete, hoofdstad van Tahiti. We verblijven daar maar 1 dag en gaan onmiddellijk door naar Mo’orea, een eiland niet zo ver van Papeete. We zullen nog 5 uur vroeger gaan in de tijd,
dus zullen dan al 11u achterlopen op jullie.
¡ Iorana y hasta la próxima desde Tahiti !
Veel liefs,
Peggy en Dimi
xxx
Wisten jullie dat:
- Er hier enorm veel zwerfhonden rondlopen en je tijdens wandelingen wel vaker kadavers van honden tegenkomt? (een geur die surprisingly wat te vergelijken valt met die van een goeie kaasfondue
- Een kip hoger op de ‘sociale ladder’ staat dan een hond?
- Hanen hier niet enkel tegen dageraad kraaien, maar gewoon de hele dag (en nacht!) door?
- De inwoners van Rapa Nui niet houden van de naam Paaseiland (of Easter Island, Isla de Pascua, enz) aangezien die hen aan buitenlandse onderdrukking herinnert?
- Er hier heel veel paarden los rondlopen op het eiland? De eigenaars weten toch dat ze niet ver kunnen gaan lopen.
- Er hier maar 2 kleine zandstranden zijn op het hele eiland?
- Het voor Rapanui mannen traditie is dat ze hun haar laten groeien en in een ‘topknot’ binden?
- Dimi met zijn topknot dus een heel coole Rapanui man is
- Dimi zich onbewustal een hele week 's avonds insmeert met zonnecreme in plaats van aftersun en nu beseft hoe het komt dat hij maar rood blijft zien...
The final countdown
Wat ooit nog zó ver weg leek te zijn, komt plots akelig dichtbij: 9 november, de dag dat onze reis eindelijk zal beginnen! En of we er naar uitgekeken hebben! Meer dan 2 jaar gespaard, gepland, geregeld en weggedroomd... Tijd om dat allemaal in daden om te zetten
Maar vertrekken zonder afscheidsfeestje, dat konden Oli en Charlaine niet laten gebeuren en dus planden ze samen met onze lieve ouders een superleuke uitwuif-fuif. Terwijl wij in de waan waren dat we eenkippevelmomentjezouden ervaren bij The Jane, waren alle familie en vrienden afgezakt naar Ekeren om ons daar totaal te verrassen... Bedankt Oli, Charlaine, mama's en papa's om zoiets te organiseren, we love you. Het betekende echt heel veel voor ons! En bedankt iedereen voor de leuke geschenken, centjes en vooral jullie aanwezigheid. We gaan jullie missen...
Nu rest ons nog om allerlei praktische en saaie zaken te regelen. Een kleine bloemlezing:
- Gas en elektriciteit stopzetten
- Internet en tv stopzetten
- Bankzaken en verzekeringen regelen
- Laatste inentingen krijgen
- Onze rugzakken eens proefinpakken, want hoe gaan wij ooit álles in zo'n kleine zakken krijgen
- De E-readers en notebook helemaal updaten
- Laatste spullen inkopen
- ...
Natuurlijk zijn er ook nog leuke dingen te doen:
- Nog zoveel mogelijk afspreken met vrienden en familie
- Alles eten wat we zo hard gaan missen
- Wat inlezen over onze eerste bestemming
- Genieten van herfstweer, want ook dat gaan we lang moeten missen
- ...
We zullen jullie vanaf ons vertrek proberen wekelijks op de hoogte te houden van onze avonturen. Laat jullie volledig gaan in de reacties, altijd
leuk voor ons om te lezen!
En nu op naar onze eerste bestemming: Rapa Nui, aka Paaseiland! Benieuwd wat er ons op dit mysterieuze eiland te wachten staat!
X Peggy en Dimi